Nu we onze intrek hebben genomen in ons droomhuis, vragen mensen belangstellend hoe het met ons gaat. Of we ons al thuis voelen, gewend zijn aan de Spaanse manier van leven en of we stiekem al spijt hebben. Spoiler: Nee, Nee en Nee.., maar een kant-en-klaar antwoord is niet zo eenvoudig te geven.
Ik weet nog goed hoe ik als 5-jarige bij mijn moeder achterop de fiets zat. Met mijn armen om haar middel geslagen en m’n voeten in de fietstassen gestoken reden we door weer en wind over de Koninginnelaan naar het Apeldoornse Sportfondsenbad. Net als elke kleuter moest ik er ook aan geloven. Zodra we rechtsaf de straat insloegen rook ik em eerder dan dat ik em zag. De betonnen chloorbak waar ik zwemles had.
De eerste lessen waren een feest. In het warme pierenbad dobberde je wat rond, de badjuf was lief en geduldig, en met de hoeveelheid omgeknoopte kurken was het onmogelijk om kopje onder te gaan. Maar hoe beter ik de slag te pakken kreeg, hoe minder plezier er ik in had. Ik wilde eigenlijk helemaal niet vooruit. Het grote bad was namelijk serious business en daar had ik allerminst zin in. De badjuf had ineens een haak en na een snerpend fluitsignaal waarvan je nooit zeker wist of die voor jou bedoeld was, werd je geacht van de hoge kant te springen. Het diepe, koude water klotste van de zenuwachtig spartelende kinderen. Aan de overkant in de kantine wachtte mijn moeder en de afstand die ik tot haar en een zwemdiploma moest overbruggen leek eindeloos en onhaalbaar. Maar ik sprong. Met mijn ogen dicht.
De vier decennia daarna ben ik regelmatig in het diepe gesprongen. Omdat ik het zelf wilde, omdat het leven me geen andere keuze liet, en soms omdat iemand anders mij van de veilige kant duwde. Van tevoren niet precies weten hoe je terechtkomt is eng.
En ja, soms viel ik met mijn buik plat op het water, was ik bang en hield ik met moeite m’n hoofd boven water, desondanks had ik altijd het gevoel dat ik precies daar was geland waar ik moest zijn en was ik blij dat ik – al dan niet vrijwillig – de sprong had gewaagd.
De keuze om naar Spanje te verhuizen is de beste die ik in jaren heb gemaakt. Dat staat als een paal boven water. Nederland paste niet meer, ik voelde me er na onze camperreis niet meer echt thuis en verlangde naar een mediterrane leefstijl, naar rust en ruimte en zonneschijn. Gelukkig dacht Marc er precies zo over en begonnen we aan de start van een volgend hoofdstuk. Het inwisselen van onze veilige thuishaven en alles wat zo dierbaar en vertrouwd is voor nieuw leven in Andalusië is spannend, wat zeg ik, doodeng. ‘Maar,’ sprak ik me dikwijls vermanend toe, ‘soms moet je springen, omdat je dat aan jezelf verplicht bent. Met je blik op de toekomst, hoe onzeker die ook lijkt.’. Een beter advies kon ik mezelf niet geven, dus hup!, daar ging ik.
De maanden voor ons vertrek waren emotioneel, opwindend, zenuwslopend en fysiek uitputtend tegelijk. Een op hol geslagen achtbaan die naar het einde toe alleen maar harder begon te sjezen. Maar we hebben het gered en zijn zonder noemenswaardige kleerscheuren op onze berg geland. En jongens, het is hier mooi! Het huis, het dorp en de omgeving voelen uiteraard nog onwennig, nog niet eigen.
Nu begint het pas echt. We moeten aan de bak met het opbouwen en inrichten van een compleet nieuw bestaan; onze weg zien te vinden in het leven van alledag, wennen aan een andere cultuur, nieuwe mensen ontmoeten, een vreemde taal goed leren spreken. Watertrappelend en wel, tot we uiteindelijk de slag onder de knie krijgen. Geen idee wanneer dat zal zijn, maar dát het ons gaat lukken weet ik zeker. Ik zie het voor me.
Met mijn ogen dicht.