Ik duw mijn neus een allerlaatste keer diep in zijn zachte zwarte vacht en snuif zijn oh zo vertrouwde geur op. Kon ik het maar in een potje bewaren. Hartzeer grijpt zich met zijn vlijmscherpe klauwen in mij vast. Koud en bewegingsloos ligt hij op de vloer van de dierenkliniek. Onze Spetter; de hond waarvan ik vurig wenste dat hij voor altijd bij ons bleef.
Spetter was zoals ze dat noemen een typische ‘mensenhond’. Volledig gericht op Marc, mij en anderen die zijn hart hadden veroverd. Van gezelligheid met andere viervoeters moest hij niets weten. In het bos paradeerde hij met z’n wapperende staart dwars door clubjes ravottende honden en keuvelende baasjes heen. Geen enkele behoefte aan interactie, net zo min als ik. We waren perfect op elkaar ingespeeld, wij tweeën, maatjes voor het leven.
Hoe anders was dat in het begin. Ik vond hem niks, hij mij ook niet. Maar omdat we beiden iets wilden van zijn baasje, zat er niks anders op dan er het beste van te maken. Toen ik tijdens een van onze eerste wandelingen zijn tennisbal ver over het hekwerk van de plaatselijke voetbalclub kegelde, dacht ik dat mijn kans op een hechte band voorgoed verkeken was. Spetter’s gekerm was tot in de wijde omtrek te horen. Dat ik de bal met veel kunst- en vliegwerk uiteindelijk te pakken kreeg, veranderde daar niets aan. De hele wandeling door het bos keurde hij me geen blik meer waardig. Als hij een middelvinger op had kunnen steken, had hij dat gedaan.
Ondanks de stroeve start werden we onafscheidelijk. Kwam je aan Spetter, dan kwam je aan mij. En vice versa. Wie had ooit kunnen denken dat hij elke avond om het hoekje van de badkamer zou spieken om te controleren of ik toch ook wel mee naar boven was gekomen? Pas dan ging hij rustig op zijn hondenkussen liggen slapen. Dat we een jaar lang samen in een camper hebben vertoefd, heeft daar ontegenzeggelijk aan bijgedragen. We waren 366 dagen 24/7 samen. Ik hield opdringerige straathonden op afstand, knuffelde hem tijdens onweersbuien, en toen hij in Griekenland geopereerd werd aan een gehavend pootje, suste ik hem in slaap om zelf buiten voor de kliniek in dikke tranen uit te barsten. Weer terug in Nederland sleepte hij mij door eenzame lockdowns heen en liet me gieren om zijn rare streken.
Zo was hij voortdurend op zoek naar voedsel, als een straathond in Mumbai. Dat er thuis een zak hondenbrokken in de kast stond met een kiloprijs waarvan je steil achteroverslaat, was hij op slag vergeten bij het zien van zwart zand, takken, konijnenkeutels, een half opgegeten boterham of ultiem; een vers gedraaide mensendrol. Oh ja, er zijn figuren zat die in het bos kakken, of in het park. Zoals in het chique stadspark van Sevilla, waar Spetter trots kauwend op een ‘number two’ vanachter een struik tevoorschijn hobbelde. Een sliert toiletpapier bungelend aan zijn onderlip. De klucht die volgde zie ik nog steeds voor me. Een razende Marc in een wilde achtervolging op onze smakkende, vluchtende hond. Verbijsterde Spanjaarden als entourage. Ik had buikpijn van het lachen.
Spetter leerde me hoe je in het nu moet leven. Hij genoot van elke dag, of hij nou wandelde, at of speelde. Vol overgave en onbezorgd. Altijd. Jaloersmakend vond ik dat. Op het strand en in het water was hij in optima forma, je maakte hem niet gelukkiger dan samen te gaan zwemmen. In de Berendonck, de Bisonbaai of lekker in zee. Kilometers voor de kust maakte de zilte lucht hem uitzinnig van geluk en kwijlde hij de hele achterbank van onze Hyundai onder. Zo ook het allerlaatste weekend dat we samen waren. In Egmond aan Zee rende, zwom en ravotte hij alsof zijn lijf níet vol tumoren zat. Het is maar goed dat ik toen niet wist dat het een dag later voorgoed voorbij zou zijn, anders had ik nooit zo intens kunnen genieten als ik heb gedaan.
Het is vandaag precies een jaar geleden dat we afscheid namen van Spetter, daar op die tegelvloer in de dierenkliniek. Tweede Pinksterdag 2021 staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. Hoewel ik inmiddels mijn hart weer heb verloren aan labrador Blitz, mis ik Spetter elke dag. Onvervangbaar, die lieve en eigenzinnige muppet van een hond.
Tip
Dat de liefde voor en het gemis van een huisdier bijzonder intens is, beschrijft Antoinnette Scheulderman erg treffend in het boek ‘Dan neem je toch gewoon een nieuwe’. Het is heel fijn om te weten dat je niet alleen bent in je verdriet.